De politieke achtergrond van het conflict-Kosovo
In de begindagen van de bewoning van het gebied dat we nu oud-Joegoslavië noemen, woonden de bevolkingsgroepen in stammen bij elkaar. Hierbij moet niet worden gedacht aan taferelen zoals de Noord-Amerikaanse Indianen opvoerden, maar aan het Zuid-Amerikaanse voorbeeld. De Slavische volken woonden in kleine gemeenschappen bij elkaar. Daardoor hadden zij innige familiebanden en ontwikkelde zich een cultuur, die gedeeld werd met andere stammen, totdat deze zich niet meer verspreiden kon. De huidige grenzen op de Balkan en in het oude Joegoslavië zijn niet die cultuurgrenzen. Met name etnische Albanezen bevolken nu Kosovo. Maar er waren ook Serviërs hun cultuur komen brengen en mede door dat feit voelt Servië zich bedreigd door het uitroepen van Kosovo’s onafhankelijkheid. De Serviërs sloten verbonden met de Kosovaren, in de hoop een goede bondgenoot in hen te vinden. Bij het ontstaan van het Servische Koninkrijk van Nemanja, deden de ze (de Serviërs) een beroep op oude annalen en geschriften over verwantschap en getekende samenwerking om de Kosovaren erbij in het lijven. Vervolgens kwam het tot een bloedige oorlog, waarin de kroon van Nemanja als winnaar naar voren kwam. Om het rijk zolang mogelijk in stand te houden, werden de Serviërs veelal gedwongen hun geboortegrond te verlaten en zich op nieuw veroverde grond te settelen. De politieke kwestie is derhalve ook een kwestie van cultuur.
Dat de Kosovaren een eigen staat wensen te hebben vanwege hun culturele achtergrond, is duidelijk. De politieke achtergrond, waarvan de basis in het bovenstaande stuk uitgelegd staat, is in dikkere nevelen gehuld. Zoals in de vorige deelvraag over cultuur beschreven staat, is Kosovo na Nemanja nooit meer onafhankelijk geweest. Dikwijls worden de volkeren die zich hebben losgemaakt van Joegoslavië – Kroaten, Slovenen, Macedoniërs, de multi-etnische Bosniërs en Montenegrijnen – afgeschilderd als de helden van de Balkan en de Servische bevolking als moordzuchtige honden. Dat deel van de moordzuchtige honden is deels waar, echter zijn de Kroaten en Bosniërs zeker geen brave bazen. Bij de Oost-Kroatische stad Vukovar (Vuk = Servo-Kroatisch voor wolf, var = burcht), wat wolfsburcht betekent, hebben de Kroaten namelijk een ware veldslag geleverd. Journalisten dragen bij aan dit soort slechte beeldvorming. Sinds Nemanja, die had getoond dat onderdrukken niet onmogelijk leek, was wel de lust naar macht en rijkdom gestegen bij de Servische leiders. Na de overheersing door de Osmanen koesterden zij nog altijd hun wraakgevoelens.
Aan het begin van de WO I annexeerde Servië toch Kosovo, omdat ze nog een kleine minderheid tussen de Albanezen wonend hadden. Van 1918 tot 1996 zouden de Kosovaren in ‘gewapende vrede’ leven met andere Slavische volken op de Balkan. Na bijna 8 decennia mondde het echter uit in een nagenoeg onvermijdelijke oorlog het toen autonome gebied Kosovo. Na bijna 3 jaar trokken de Servische autoriteiten zich terug en viel Kosovo onder UNMIK-bestuur, een missie van de Verenigde Naties. Hashim Thaçi, sedert november 2007 de premier van het land, riep voor de tweede maal de onafhankelijkheid uit, na de eerder mislukte poging in 1990.
De reactie van de Servische hoogwaardigheidsbekleders viel te verwachten; uiteraard zijn ze grondig met de onafhankelijkheidsverklaring van Thaçi (zie onderste afbeelding) oneens. ‘Ongegrond’, zo beten politici het Kosovaarse parlement toe. Servië erkent Kosovo dan ook niet als soevereine staat. De Serviërs noemen de onafhankelijkheidserkenning ‘eenzijdig’, omdat het overgrote deel van de ‘erkenners’ Europees of Amerikaans is; voor de rest laten de banden tussen Europa en donker Afrika te wensen over. Daarvan hebben de meeste overheden geen woorden vuil gemaakt aan dit territoriale conflict. Wanneer in de internationale media een artikel over Kosovo, dat door andere toonaangevende massamedia wordt overgenomen, pakt Servië dat met beide handen aan. Bijvoorbeeld zouden volgens de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa het rechtssysteem en de hantering van de mensenrechten te wensen overlaten, de Servische monniken bedreigd worden en de etnische Albanezen met Serven op de vuist gaan. Dit soort harde momenten in het nieuws worden door de Serviërs aangepakt om de Kosovaren zwart te maken, ten overstaan van alle kijkers van regionale of staatstelevisie.
In de internationale pers weet Servisch president Boris Tadic (zie bovenste afbeelding) dat prachtig te verwoorden en de items uit de Servische pers, die buitenlandse media eventueel kunnen overnemen, te bagatelliseren. Hier volgt een voorbeeld van Tadic: ‘We zullen deze afvallige provincie nooit erkennen, maar we delen de Europese waarden.’ Vertaald naar West-Europese waarden, betekent dit: ‘We zullen deze afvallige provincie as soon as possible weer onder onze hoede proberen te krijgen, hetzij met harde hand, echter levert lidmaatschap van de Europese Unie een grote vinger in de pap en subsidie op. ’ Ze proberen goodwill te kweken bij andere staten door Karadzic op te pakken. In werkelijkheid, zo schijnt, wist een Amerikaanse onderhandelaar reeds geruime tijd waar Radovan Karadzic zich bevond. Tadic benadrukt nog maar even dat na de bloedige beelden van de Balkanoorlog uit de jaren ’90 slechts aan tafel zou aanvechten. ‘Waarmee we tonen dat we de Europese waarden delen.’ Jarenlang waren de etnische Albanezen van Kosovo ondergeschikt aan de Serviërs. Dat willen de voormalige overheersers niet verliezen en proberen de schade door middel van hoogstaand gepraat in de politieke arena beperkt te houden. Maar als Servië hardere taal gaat uitspreken, valt zelfs het kandidaatschap als lid van de Europese Unie nog te bezien. En hoewel ongetwijfeld een deel van het grootste land van het voorbije Joegoslavië het niet beseft: hoe welvarend zij worden, hangt af van het verlangen naar macht in de harten van de Serviërs; en speciaal degenen met de hoogste functies. Een toonbeeld hiervan was Karadzic, de leider van de Bosnische Republica Srpska, zelve, die ten tijde van de oorlog met kaarten onder z’n arm bezoeken aflegde, om te bekijken welk gebied al eeuwen onder Servisch gezag viel. En of Kosovo echt onafhankelijk wordt valt nog te bezien: andere landen zoals Spanje, Rusland en China, met afvallige regio’s, weigeren Kosovo te erkennen als onafhankelijke staat.
http://nl.youtube.com/watch?v=0ZfL0LFKNFA&feature=related
Op bovenstaand webadres een filmpje over de onafhankelijkheid van Kosovo. (Pagina opent in dit venster)
Op 23 september vroeg Tadic ook nog om steun bij de Verenigde Naties om deze kwestie bij het Internationaal hof te krijgen. Eerder had zijn Russische collega Dmitri Medvedev zich reeds afgevraagd waarom Zuid-Ossetië en Abchazië (2 Georgische afvallige regio’s) niet onafhankelijk mochten worden en Kosovo wel. Tadic zei: ‘’Als we de Kosovokwestie door het Internationaal Gerechtshof laten onderzoeken, kunnen we voorkomen dat deze crisis een precedent wordt.’’
Een paar dagen later verklaarde president Tadic open te staan voor gesprekken met Kosovo en wil onderhandelen met de Albanezen over opdeling van Kosovo. Voor het eerst sinds de onafhankelijkheidsverklaring praat een hooggeplaatst politicus in Servië over 'de nationale ramp', zoals de ras-Serviërs de onafhankelijkheidsverklaring plegen te noemen. Inmiddels is Kosovo door ongeveer 51 landen als soevereine staat.
Servië vroeg wegens de onafhankelijkheidsverklaring een onderzoek aan bij het Internationaal Gerechtshof, waarvoor groen licht werd gegeven. De 'territoriale integriteit' van Servië zou hiermee worden aangetast. Wat gewoon betekent dat er binnen de denkbare grenzen van Kosovo mensen van het Servische ras leven. 6 landen stemden tegen de Servische resolutie, 77 stemden ervoor. Amerika stemde tegen 'om de stabiliteit op het Balkan-schiereiland te behouden'. De meeste Europese lidstaten behoorden tot degenen die zich afzijdig hielden, om de diplomatieke relatie niet te laten bekoelen.
Premier Fatmir Sejdiu (zie onderste afbeelding) drong aan op snelle toekenning van de onafhankelijkheid van landen zoals Macedonië en Montenegro, die ooit in hetzelfde schuitje gezeten hebben, terwijl Servië juist op het tegengestelde feit aandrong. Montenegro, dat in het land Servië en Montenegro tot 2006 logischerwijs met Servië verenigd was, is daarom een trouwe bondgenoot van Belgrado en het besluit Kosovo onafhankelijk te verklaren zou hard aankomen in het parlementsgebouw van de Servische hoofdstad. President van Montenegro, Filip Vujanovic (zie bovenste afbeelding van de twee personen), zegde later echter toe de Balkanstaat te zullen erkennen. De Servische minister van Buitenlandse Zaken noemde het 'een messteek in de rug'. Zo te horen vloeit er heel wat politiek bloed. Macedonië, een ander deel van de voormalige vereniging van het Slavische ras, heeft inmiddels samen met Montenegro de onafhankelijkheid erkend. Hoewel hevige rellen uitbraken in de Montenegrijnse hoofdstad Podgorica, konden de demonstranten de besluitvorming niet tegenhouden. Er werd een demonstratieverbod ingesteld om de actievoerders buiten de deuren van het parlementsgebouw te houden. Met veel bombarie in de mondiale media heeft Servië de ambassadeurs van Macedonië en Montenegro het land uitgezet, om haar spierbundels maar weer eens te tonen.
Jongeren protesteren in de Montenegrijnse hoofdstad Podgorica, al zwaaiend met de Servische vlag in de hand. De Servische vlag is een driekleur met rood-blauw-wit, exact het omgekeerde van de Russische vlag.